Vrouwen die zijn behandeld voor een voorstadium van baarmoederhalshanker, zouden voortaan ook op HPV moeten worden gecontroleerd. Nu wordt bij deze groep vrouwen alleen een uitstrijkje gemaakt. Controle op HPV leidt tot vermindering van het aantal vervolgbezoeken aan het ziekenhuis en een lager risico op nieuwe afwijkingen.
Dat concluderen onderzoekers van VU medisch centrum en het Erasmus MC in een online artikel in The Lancet Oncology.
Drie controles
In Nederland worden jaarlijks 6000 vrouwen behandeld voor een voorstadium van baarmoederhalskanker. Na 6, 12 en 24 maanden wordt vervolgens een controle-uitstrijkje gedaan. Als ook een HPV-test zou worden afgenomen, zouden de vrouwen slechts twee vervolgonderzoeken hoeven ondergaan, zo stellen de onderzoekers.
Methode
In de studie kreeg een groep van ruim vierhonderd behandelde vrouwen na een half jaar niet alleen een uitstrijkje, maar ook een HPV-test. Bij een goede uitslag daarvan, vond de eerstvolgende controle twee jaar later plaats. Daarbij werd dan ook een combi-test afgenomen. Als die test ook goed was, dan konden de vrouwen terugverwezen worden naar het ‘gewone’ bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker. Het risico op het ontwikkelen van nieuwe afwijkingen aan de baarmoedermond was dan de komende vijf jaar zelfs lager dan het risico van behandelde vrouwen met drie opeenvolgende goede uitstrijkjes. In het bevolkingsonderzoek worden alle vrouwen tussen de 30 en 60 jaar iedere 5 jaar gecontroleerd op afwijkende cellen van de baarmoedermond door een uitstrijkje.
Drieduizend vrouwen
Bij ruim de helft van de vrouwen was de uitslag van de gecombineerde testen beide keren goed. Daarmee hoeven jaarlijks drieduizend Nederlandse vrouwen maar twee, in plaats van drie keer terug te komen voor vervolgonderzoek na behandeling voor een voorstadium van baarmoederhalskanker.