• This field is hidden when viewing the form
Abonneer u nu op dé podcast door de redactie van Skipr en Zorgvisie over de gezondheidszorg in Nederland Beluister de afleveringen van Voorzorg hier

Reader Interactions

Reacties 1

  1. mvangeel@oikonim.nl

    Het standpunt van het FNV kan worden weerlegd door te kijken naar de geschiedenis en toepassing van de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties), die werd ingevoerd in 2015. Sinds de introductie van deze wet is het inderdaad zo dat de criteria voor het beoordelen van de status van een zzp’er vaak onduidelijk zijn geweest, en de Belastingdienst heeft hierin geen eenduidige richtlijnen kunnen bieden. Dit heeft geleid tot de huidige situatie waarin zzp’ers, waaronder die bij de overheid en in de zorg, onterecht als schijnzelfstandigen worden aangemerkt.
    1. Onduidelijkheid van de Wet DBA

    De Wet DBA was bedoeld om een einde te maken aan schijnzelfstandigheid, maar gaf niet voldoende duidelijkheid over wat precies het onderscheid is tussen een zelfstandige en een werknemer. In plaats van duidelijke criteria, werd het oordeel over de arbeidsrelatie vaak overgelaten aan de interpretatie van de Belastingdienst en de rechter, wat heeft geleid tot juridische onzekerheid voor zowel zzp’ers als hun opdrachtgevers.

    Er is in de praktijk weinig gedaan om expliciete richtlijnen op te stellen. Het ontbreken van een gedetailleerde lijst van criteria heeft voor veel verwarring gezorgd, vooral omdat de Belastingdienst in veel gevallen besloot geen handhaving te verrichten, maar wel verwarring zaaide door herhaaldelijk te verklaren dat men pas zou ingrijpen bij duidelijke gevallen van schijnzelfstandigheid. Dit gaf geen helderheid voor zzp’ers over hun rechten en verplichtingen.
    2. Geen Duidelijke Handhaving door de Belastingdienst

    Sinds de invoering van de Wet DBA in 2015 heeft de Belastingdienst geen consistente handhaving van de wet toegepast. Dit heeft de onzekerheid vergroot. Er zijn tal van gevallen waarin de Belastingdienst geen duidelijk oordeel gaf over de status van een zzp’er, wat het voor zowel werkenden als opdrachtgevers moeilijk maakte om te bepalen of ze in een legale arbeidsrelatie verkeerden. Er werd zelfs gewezen op het feit dat de overheid had aangegeven dat er geen vergaande controle zou zijn, maar tegelijkertijd de wetgeving niet op een praktische wijze werd aangepast om deze onduidelijkheden weg te nemen.
    3. Problemen in de Praktijk

    De zorgen van Thierry Aartsen en andere voorstanders van verandering zijn dan ook begrijpelijk. Het gebrek aan duidelijke criteria heeft geleid tot situaties waarin bijvoorbeeld zzp’ers in de zorg, het onderwijs en de bouw worden geconfronteerd met de mogelijkheid dat zij als schijnzelfstandigen worden aangemerkt. Dit heeft hen in veel gevallen in een kwetsbare positie gebracht, vooral wanneer ze afhankelijk zijn van langdurige contracten bij grote instellingen, zoals de overheid.

    Het toeslagenschandaal, waar Aartsen naar verwijst, is een voorbeeld van de verwarring die de wetgeving heeft veroorzaakt. Veel zzp’ers die door de overheid waren ingehuurd voor het toeslagenschandaal werden als schijnzelfstandigen aangemerkt, ondanks dat zij er vaak van uitgingen dat zij legitiem als zelfstandige werkten. Dit is een direct gevolg van de onduidelijke wetgeving en het ontbreken van duidelijke criteria voor de beoordeling van de arbeidsrelatie.
    4. Rechtszekerheid en De Haas’ Reactie

    De reactie van Bert de Haas van FNV kan deels worden begrepen vanuit de perspectieven van werknemers die werken in loondienst, maar het negeert het feit dat voor zzp’ers duidelijkheid en rechtszekerheid essentieel zijn. De langdurige onzekerheid over de Wet DBA heeft in de praktijk ervoor gezorgd dat zzp’ers in onzekerheid verkeren over hun rechtspositie, wat voor hen een risicovolle situatie creëert.

    Aartsen pleit voor een nieuwe wet die duidelijke criteria stelt om te beoordelen of iemand als zzp’er werkt of in loondienst zou moeten zijn. Dit zou de rechtszekerheid voor zzp’ers verbeteren, wat essentieel is in de moderne arbeidsmarkt. Het standpunt van de FNV dat loondienst aantrekkelijker moet worden, is valide, maar dit betekent niet dat de rechten van zzp’ers minder belangrijk zijn. Het creëren van een helderder onderscheid tussen zzp’ers en werknemers kan bijdragen aan zowel de bescherming van zelfstandigen als een rechtvaardiger arbeidsklimaat voor iedereen.
    Conclusie

    In de praktijk is het duidelijk dat de Wet DBA in de afgelopen jaren niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft. De Belastingdienst heeft geen consistente handhaving toegepast en er zijn geen duidelijke criteria voor de beoordeling van de arbeidsrelatie. Dit heeft geleid tot veel onzekerheid en onduidelijkheid voor zzp’ers. De oproep van Aartsen om met een nieuwe wet te komen die duidelijke richtlijnen biedt, is dus een legitieme reactie op de gebrekkige uitvoering van de Wet DBA.