Waar marktleidende zorgverzekeraars meerjarige contracten afsluiten om passende zorg mogelijk te maken, profiteren de in die regio kleinere zorgverzekeraars van die inspanningen door zelf hard te onderhandelen over de prijs van de zorg die zij inkopen volgens de gangbare marktlogica van p x q; het zogenaamde freeriden. Het betreffende ziekenhuis heeft namelijk zijn inkomsten voor de komende jaren (meerjarig) grotendeels al binnen en is dus een makkelijke onderhandelingspartner.
Een concurrentieel slimme handelwijze, waarmee deze ‘kleintjes’ vooral de regionale marktleiders, die via zo’n meerjarig contract een maatschappelijk surplus betalen voor de passende zorg-afspraken die zijn gemaakt, de loef afsteken.
Aan de bak
Dat probleem proberen zorgverzekeraars CZ en VGZ in Brabant nu te voorkomen door de voorwaarden in de zorgcontracten zo scherp te formuleren dat de ziekenhuizen tot betere onderhandelingsresultaten met de ‘marktvolgers’ zullen moeten komen om de bekostiging van hun passende zorgplannen rond te krijgen. De ziekenhuizen, kortom, moeten aan de bak. Maar beide laten weten dat de onderhandelingen om er met die ‘kleine’ zorgverzekeraars uit te komen, niet mals zijn. Volgens het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis zal er met sommigen misschien zelfs niet worden uitgekomen.
Volgen
Volgens gezondheidseconoom Marco Varkevisser aan de Erasmus Universiteit hoort dit freeridersprobleem niet op het bord van de ziekenhuizen thuis. “Wat het Integraal Zorgakkoord beoogt”, aldus Varkevisser, “is dat de zorgverzekeraars, als het om noodzakelijke impactvolle transformaties naar passende zorg gaat, tot een werkwijze komen waarbij de verzekeraars met een klein marktaandeel in een bepaalde regio voor die specifieke transformatie de marktleiders in die regio volgen in hun werkwijze. Dus in mijn ogen is het freeridersprobleem iets van de zorgverzekeraars onderling. Niet iets wat een ziekenhuis zou moeten oplossen.”
