Op het heetst van de sportzomer komt het Ministerie van VWS met een langverwachte beleidsbrief. Deze zet stevig in op de mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie voor vernieuwing in de gezondheidszorg.
De Kamerbrief ‘E-health en zorgverbetering’ van 2 juli 2014 (vijftien pagina’s plus drie bijlagen) bevat een analyse en een visie op de rol van technologie in de zorg, een aantal beleidsmaatregelen, en een moderne bestuurlijke opvatting over hoe een en ander bereikt kan worden. Kwalificeert VWS zich met deze brief zich voor de volgende ronde?
Ja, want eigenlijk gaat deze brief niet zozeer over e-health, maar over het aansluiten van de Nederlandse gezondheidszorg op de snel veranderende maatschappij. Denk hierbij aan vergrijzing, de rol van mobiele technologie, de positie van patiënten, aan de internationalisering. We voorzien dat dergelijke trends binnen een jaar of vijftien een model impliceren van ‘geïntegreerde zorg’ waarin een véél grotere rol is weggelegd voor patiënten en hun omgeving.
Optimistisch
Véél meer zelfzorg dus, méér aandacht voor leefstijl en gedrag en dus veel meer verantwoordelijkheden voor gezondheid en zorg belegd in de gemeenschap. Die ligt bij werkgevers, scholen en sportclubs. Het gaat om meer generalisten in de zorg, meer functionele zorg. En: veel minder collectief gefinancierde zorg en ondersteuning, veel minder hoog-complexe zorg, minder superspecialismen, minder maximale zorg. De brief van VWS belicht uitgebreid en optimistisch de rol die technologie speelt in dit veranderende paradigma.
Volle breedte
Het Zorginstituut Nederland draagt aan deze ontwikkelingen op verschillende manieren bij. Bijvoorbeeld door de voorbereidende arbeid van de Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen. Hoewel deze, opmerkelijk genoeg, onvermeld blijft in de ‘e-health brief’ van vorige week, adviseert deze commissie VWS over de gewenste ontwikkeling van beroepen en opleidingen in de volle breedte van de gezondheidszorg. Wat zal gezien bovengenoemde ontwikkelingen de vraag naar zorg zijn in 2030 en hoe bereiden we ons daar op voor?
Uit publicaties en optredens van deze belangrijke commissie blijkt dat een van de bouwstenen van haar advies zal zijn: e-health oftewel het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën om gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen. Ook dit heeft alles met zorgverbetering te maken. Het advies wordt verwacht in april 2015.
Perspectief
Partijen in de zorg werken aan steeds betere kwaliteit van zorg in ons land. Het Kwaliteitsinstituut – onderdeel van Zorginstituut Nederland – faciliteert en stimuleert dat. Uiteraard met het oog op de toekomst. Daarom neemt het deel aan het Zorg voor Innoveren platform en heeft het zich gecommitteerd aan de uitvoering van het ‘e-health governance’ convenant. Het Kwaliteitsinstituut streeft er naar om kwaliteitsstandaarden tot stand te brengen waarvan informatiestandaarden deel uitmaken en waarin zo veel als mogelijk ‘e-health’ wordt opgenomen. Juist ook vanuit het perspectief van de patiënt op wat goede zorg zou moeten zijn.
De brief benoemt drie ‘smart’ geformuleerde beleidsvoornemens voor mensen met een chronische aandoening: betere toegang tot eigen medische gegevens, meer zelfmeting en beeldschermzorg/domotica voor iedereen. Deze plannen passen goed bij de ambities van het Kwaliteitsinstituut.
Instrumenteel
Ze betekenen dat de aandacht voor e-health als onderdeel van de zorgkwaliteit verder zal toenemen. De mogelijkheden en valkuilen van zelfmanagement, ondersteund door thuiszorg-technologie, worden nader onderzocht. Daarbij zal vast blijken dat de betekenis van technologie minder instrumenteel is dan vaak wordt gedacht. E-health is volgens mij meer dan alleen “… een middel om de beweging naar meer zelfredzaamheid, zelfregie en zelfzorg te ondersteunen.”
Risico’s
De wisselwerking met technologie in ons dagelijks leven is echter zodanig dat ons denken, voelen en doen permanent wordt beïnvloed. Niet alleen als het zorg en gezondheid betreft, maar in alle domeinen van ons leven. Dat vergt aanpassingen in denken, voelen en doen van alle betrokkenen. Het vergt ook alertheid op mogelijke risico’s van e-health. Ook bijvoorbeeld ten aanzien van hen die minder vanzelfsprekend met technologie omgaan, omdat zij dat niet wensen of omdat ze de vaardigheden daarvoor ontberen.
Deze brief is wat dat betreft ook een zinvol, maatschappelijk discussiestuk, dat niet moet verdwijnen in de informationele Bermudadriehoek van onze mooie, oranje zomer.
Hans Ossebaard
Zorginstituut Nederland. Hij werkt aan de opname van e-health in richtlijnen, zorgstandaarden en zorgmodules en is verbonden aan het Center for eHealth Research van de Universiteit Twente.