Een coup d’amour kunnen we het samenspel van zorgaanbieders en woningcorporaties moeilijk noemen. Eerder is er sprake van een langdurige affaire, misschien zelfs wel van een LAT-relatie.
Relatie invullen
Al in de jaren tachtig gingen de eerste stemmen op om beide partijen in het belang van de cliënt aan elkaar te paren. Inmiddels hebben de corporaties bijna de helft van de totale verzorgingshuiscapaciteit in eigendom. Het mag opvallend heten dat de partijen in het veld na dertig jaar voetjevrijen nog altijd worstelen met de vraag hoe hun relatie meer inhoud te geven dan die van een kale huurovereenkomst.
Ouderenzorg en huisvesting
Dit neemt niet weg dat er anno 2011 een breed gevoelde noodzaak leeft om elkaar op te zoeken. De belangrijkste overweging daarbij is dat ouderenzorg en volkshuisvesting met de groeiende vergrijzing steeds meer overlap vertonen. Daarnaast zijn er ook de nodige beleidsmatige prikkels die zorgaanbieders en volkshuisvesters in elkaars armen drijven.
Vitale aspecten
Als we het huidige kabinet mogen geloven komt er dan toch echt schot in het scheiden van wonen en zorg. Het probleem is dat beleidsmakers nogal wat rozige verwachtingen koesteren over de financiële uitkomst van deze operatie. Als goedkoop het Leitmotiv wordt, dreigt een vitaal aspect van het scheiden van wonen en zorg in het gedrang te komen. Want uiteindelijk gaat het in de praktijk niet om het scheiden van wonen en zorg, maar juist om het samenvoegen van wonen en zorg en wel in het domein waar het thuishoort, namelijk de directe leefomgeving van ouderen. Als dit gemeenschapsaspect wordt opgeofferd aan bezuinigingsdoelstellingen is Nederland straks heel veel eenzame, verkommerde en gemarginaliseerde ouderen rijker.