De zorg voor jongeren met ernstige problemen schiet te kort. Zij hebben langere tijd verschillende vormen van zorg nodig, maar die zijn onvoldoende op elkaar afgestemd. Daardoor moeten ze vaak wachten op hulp als ze willen overstappen van bijvoorbeeld jeugdzorg naar de geestelijke gezondheidszorg.
Veranderen van zorgverlener
Dat blijkt uit een onderzoek dat minister André Rouvoet voor Jeugd en Gezin heeft laten uitvoeren naar de jeugdzorg. Deze blijkt het best toegesneden op de jongens en meisjes die maar één vorm van zorg nodig hebben of die een vaste combinatie van uiteenlopende hulp gebruiken. Tien procent van de jongeren in de zorg krijgt niet de hulp die nodig is, omdat ze vaak overstappen van de ene naar de andere zorgverlener.
Toegang is lastig
Daarnaast is de toegang tot de zorg vrij ingewikkeld geregeld. Jongeren kunnen terecht bij het Bureau Jeugdzorg, de huisarts of de instelling die vaststelt welke AWBZ-hulp er nodig is. Mensen met meerdere problemen lopen dan het risico van kastje naar de muur te worden gestuurd.
Rouvoet wil regie bij gemeente
CNV-voorzitter René Paas adviseert om de jeugd-GGZ, zorg voor licht verstandelijk gehandicapten en jeugdhulpverlening via een arts toegankelijk te maken. Rouvoet wil de gemeente de regie geven. Onder toezicht van de gemeente moeten alle instanties af gaan spreken hoe ze samenwerken. Dreigt een jongere toch tussen wal en schip te vallen, dan kan de burgemeester een instantie aanwijzen die moet zorgen dat het goed komt.
Lichte zorg en nazorg
De Centra voor Jeugd en gezin die er in alle gemeenten moeten komen, kunnen volgens Rouvoet ook twee andere problemen te lijf gaan. Het ontbreekt aan lichte hulp voor jongeren met beginnende problemen. Daardoor krijgen ze pas zorg als ze er slechter aan toe zijn. Bij een Centrum voor Jeugd en gezin zouden de klanten gemakkelijker binnenwandelen als hun problemen de kop opsteken. De centra zouden ook beter in staat zijn nazorg te regelen. (ANP)