Network and internet concept Technology background Journal Inside 35824_067_001 (2014) Publikationsname / Publikationsnummer / E-Tag TT.MM.JJJJ (optional) Im Focus Onkologie 3/2015
Patiënten in de ggz krijgen steeds lichtere vormen van zorg. Steeds meer mensen komen bij de poh-ggz van de huisarts, en steeds minder mensen komen in de specialistische geestelijke gezondheidszorg (sggz). De financiële positie van zorgaanbieders is gelijk gebleven, of zelfs iets verbeterd.
Dat blijkt uit de marktscan ggz die de NZa op 1 juni publiceerde. In 2015 hebben ruim 427.000 mensen tenminste één consult bij een poh-ggz gehad. Dat is 16 procent meer dan in 2014, en meer dan twee keer zoveel als in 2013. In de basis-ggz kregen 281.000 mensen een behandeling en in de sggz 710.000. Dat is een daling van 18 procent. De behandeling in de specialistische ggz is wel intensiever geworden. De zwaarte is toegenomen en het aantal kortdurende behandelingen is verminderd. Dit heeft tot gevolg dat de kosten voor de sggz per patiënt met ongeveer 14 procent zijn gestegen.
Kosten
De kosten voor de totale ggz zijn fors verminderd. In 2014 was dat 6,5 miljard euro. In 2015 is dat gedaald naar 4,1 miljard. De daling komt vooral door de overheveling van beschermd wonen en ambulante begeleiding naar de Wmo en van de jeugd-ggz naar de Jeugdwet.
Wachttijden
De wachttijden voor de sggz zijn in 2016 verder opgelopen. Vooral bij vrijgevestigeden is de gemiddelde wachttijd langer dan de norm. De wachtlijsten zijn het langst voor mensen met autisme of een persoonlijkheidsstoornis. Het gaat dan om de tijdduur tot een intakegesprek. De tijd tussen intake en behandeling is dan wel weer vaak korter dan de norm. De wachtlijsten zijn het kortst in Groningen en Zeeland. In Limburg, Drenthe en Utrecht moet men het langst wachten. De NZa heeft zorgverzekeraars gevraagd om plannen om de wachtlijsten aan te pakken. Deze zijn in april ingediend en worden nu beoordeeld aan de hand van de conclusies van de marktscan.
Zorgaanbieders
In 2014 werkten ongeveer 8250 vrijgevestigde aanbieders/behandelaars in de ggz, de helft in de basis-ggz en de helft in de sggz. Dat is minder dan de jaren ervoor. De NZa heeft daarvoor geen verklaring. Ook het aantal instellingen in de basis-ggz is licht gedaald. In de sggz is dat aantal juist gestegen. Er zijn vooral veel relatief kleine instellingen.
De financiële positie van aanbieders in de ggz is in 2014 gelijk gebleven of iets verbeterd. Dat geldt voor de rentabiliteit, solvabiliteit, liquiditeit en het weerstandsvermogen. De geïntegreerde instellingen kampten met een omzetafname van in totaal 60 miljoen euro. Maar dat had geen invloed op hun financiële positie.