Nauwere, niet-vrijblijvende betrokkenheid van naasten verbetert het welbevinden van cliënten in de ouderenzorg. Dat constateert de Vierstroom op basis van een experiment op drie van de eigen locaties. De Vierstroom gaat de werkwijze nu voor alle duizend klanten op zestien locaties invoeren.
Daarnaast heeft het moreel appel op familieleden en vrienden om mee te helpen volgens de Vierstroom geleid tot meer netwerkparticipatie. Van de netwerken van nieuwe cliënten komt 88 procent boven de norm van vier uur die Vierstroom heeft gesteld: 59 procent participeert tussen de 4 en 28 uur per maand en 29 procent helpt meer dan 28 uur per maand mee. Gemiddeld gaat het om 12,2 uur per maand per netwerk.
Mantelzorg
De oproep van Vierstroom-bestuurder Jeroen van den Oever om familieleden verplicht te laten meehelpen in verzorgings- en verpleeghuizen leidde vorig jaar tot veel commotie. Volgens de Vierstroom laat de proef zien dat betrokkenen het beroep dat op hen gedaan wordt gedaan niet als een verplichting ervaren. “Je doet iets omdat je het zelf wilt”, zegt Marjan de Vries, die een dementerende moeder in een wooneenheid bij Vierstroom heeft. Mantelzorgersvereniging Mezzo is nog steeds niet overtuigd en zet grote vraagtekens bij dit nieuwe initiatief.
‘Morele plicht’
Daarnaast heeft de Vierstroom het verplichte karakter afgezwakt, aldus Van den Oever. Enerzijds is het juridisch onmogelijk om mensen te verplichten, want de instelling mag niemand met een zorgindicatie weigeren van de verzekeraar, erkent Van den Oever. Anderzijds gaat het erom dat de participatie bijdraagt aan een prettig woon- en leefklimaat, dus mensen moeten het zelf ook graag willen doen. Van den Oever spreekt van een ‘morele verplichting’.
Dialoog familie en personeel
Van den Oever hamert op noodzaak tot dialoog tussen familie en personeel. Als voorbeeld schetst Van den Oever de situatie in een kleinschalige wooneenheid waar één verzorgende verschillende bewoners moet begeleiden. Als deze de gehaktballen staat te bakken en een bewoner op dat moment hulp nodig heeft, is het kiezen tussen het vlees laten aanbranden of de bewoner laten wachten, terwijl dat eigenlijk niet kan. Bezoekers, zoals familie en vrienden, blijken graag even het eten in de gaten te willen houden, zodat de verzorgde naar de cliënt kan. Maar bezoekers weten vaak niet dat dit gewaardeerd wordt. “Het vergt een cultuuromslag en verandering in denken bij zowel het personeel als de familie en vrienden van de bewoners”, zegt Den Oever. “De medewerker denkt vaak: dat is mijn taak. De familie denkt: dat wil zij niet. Het in gesprek gaan over het bijspringen leidt tot veel ideeën en initiatieven vanuit de netwerken.”
Marjan de Vries blijft bijvoorbeeld bij haar moeder als zij in bad zit. De zorgmedewerker helpt moeder uitkleden en met een tillift het bad in. Daarna blijft de dochter bij haar moeder omdat zij niet alleen in bad kan zijn. “Buitenstaanders zeggen wel eens ‘daar zijn anderen voor, dat is jouw werk niet’. Maar ik doe dit omdat ik het wel en niet uit plichtsgevoel.”
Persoonlijke aandacht
“Het is geen verkapte bezuinigingsmaatregel”, zegt Den Oever desgevraagd. In de visie van Vierstroom is het een noodzakelijke aanvullende dienstverlening zodat cliënten de nodige persoonlijke aandacht krijgen. Vanuit de AWBZ krijgt de instelling financiering die volstaat voor het bieden van zorg, verpleging en behandeling aan cliënten. Vierstroom wil meer bieden. “Het gaat om de persoonlijke aandacht van het netwerk dat de mensen al hadden voor de bij Vierstroom kwamen. Het omzien naar hen en meedoen aan sociale activiteiten. “Het is ook een beetje ontstaan vanwege In voor Zorg. Ons wordt de vraag gesteld hoe we de kwaliteit van leven van cliënten kunnen verbeteren.”