Steeds minder mensen met een aanvullende zorgverzekering krijgen steeds meer geld uitgekeerd. Het meeste geld gaat naar tandheelkundige zorg. De premieverschillen tussen collectief en individueel verzekerden nemen steeds verder af. En het marktaandeel van de grote vier (Zilveren Kruis, VGZ, CZ, Menzis) kalft steeds iets verder af.
Dat blijkt uit de Zorgthermometer Verzekerden in Beeld 2018 van Vektis Intelligence, waar het kenniscentrum op 15 augustus over publiceert. Afgelopen jaar is 6,2 procent van de verzekerden overgestapt op een andere zorgverzekeraar. Dat is iets meer dan de 5,9 procent die André Rouvoet begin dit jaar noemde in zijn nieuwjaarstoespraak – op basis van de voorlopige cijfers van Vektis Intelligence. Ten opzichte van vorig jaar is het aantal overstappers iets afgenomen, namelijk 0,2 procent. Het gaat in 2018 om in totaal 1,1 miljoen verzekerden.
Marktaandeel
De grootste groeier is Stad Holland met 15,8 procent, op ruime afstand gevolgd door Eno, Anderzorg en Zorg en Zekerheid (alle drie rond 9 procent). Daarna komt DSW met 5,2 procent. De belangrijkste oorzaak van hun groei is dat zij hun premies hebben verlaagd of onveranderd gelaten. Dit in plaats van de gemiddelde premiestijging van 1,8 procent afgelopen jaar. De verzekeraars met de grootste relatieve populatiekrimp zijn FBTO, Delta Lloyd en VGZ, zo berekende Vektis. Opvallend is overigens dat sinds de invoering van de zorgverzekeringswet in 2006 meer dan de helft van de Nederlanders nog nooit is overgestapt. Van de 1,1 miljoen overstappers dit jaar deed bijna een kwart dat voor het eerst.
Het marktaandeel van de vier grootste verzekeraars is in 2018 ietsje afgenomen, naar 86,5 procent nu. CZ groeit al zeven jaar op rij, maar Zilveren Kruis en VGZ kennen al een paar jaar een afname.
Collectief
Het overgrote deel van de verzekerden in Nederland is collectief verzekerd, maar hun aantal neemt sinds 2015 wel af. Dat kan er mee te maken hebben dat de premieverschillen tussen collectieve en individuele verzekeringen steeds meer afnemen. In 2016 betaalde een collectief verzekerde gemiddeld 41 euro minder, in 2018 was dat 23 euro. Collectief verzekerden nemen vaker een aanvullende verzekering dan individueel verzekerden.
Aanvullend
In 2018 is in totaal ruim 3,9 miljard euro aan zorgkosten vergoed via aanvullende verzekeringen. Dat is 7 procent meer dan het jaar daarvoor. Bijna de helft van de uitgekeerde vergoedingen ging naar tandheelkundige zorg. Het bedrag dat gemiddeld per aanvullend verzekerde werd uitgekeerd hiervoor was ook het hoogst: ruim 126 euro. Op de tweede plek komt paramedische zorg, met name fysiotherapie. Daarna gingen de meeste aanvullende uitkeringen op aan vergoedingen die niet vallen onder hulpmiddelenzorg, alternatieve geneeswijzen, grensoverschrijdende zorg en farmaceutische zorg.
De gemiddeld vergoede zorgkosten uit de aanvullende verzekering zijn in tien jaar met bijna honderd euro verhoogd van 194 in 2006 naar 281 euro in 2016. Dat verklaart waarom de totale aanvullende zorgkosten steeds hoger worden, terwijl steeds minder mensen een aanvullende zorgverzekering nemen. Dat percentage is gedaald van 93 procent van het totaal aantal verzekerden naar 84 procent, hoewel dat percentage zich de laatste vier jaar stabiliseert.